Verschillen en overeenkomsten in ervaringsdeskundigheid GGZ en sociaal domein

Ervaringsdeskundigheid en ervaringskennis in het sociaal domein vormen nog een nieuw terrein. De huidige kennis komt voornamelijk uit de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Wringt dit met wat er nodig is in het sociaal domein? Welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen ervaringsdeskundigheid in de ggz en in het sociaal domein? Wat is de kracht van ervaringsdeskundigheid in die beide domeinen en wat kan de een van de ander leren als het gaat om bijvoorbeeld professionalisering en opleidingsvereisten?

Marcel Ham en Paul van Yperen vroegen het aan drie experts want juist nu is er veel in beweging en bestaat er nog ruimte om een common ground te vinden die over de hele breedte van ervaringsdeskundigheid gaat.

Wie zijn de deskundigen?
Jorinde Klungers (Welzijnsorganisatie Perspectief Zutphen), Gerard de Roos (Ixta Noa) en Jeroen de Haan-Rissmann (Ixta Noa/Movisie). Jorinde en Gerard zijn daarnaast ook als associate members van Movisie lid van de werkgroep Ervaringskennis/-deskundigheid. Voordat hij afgelopen jaar bij Movisie kwam werken, was Jeroen ook lid van deze werkgroep.

Contextverschil
Wat zien de experts als de verschillen tussen ervaringsdeskundigheid in de ggz en in het sociaal domein? Jeroen, die zowel binnen de ggz als het sociaal domein ervaring heeft opgedaan, denkt dat het beeldvorming is dat het in de ggz altijd over de ziekte gaat. Hij ziet meer een contextverschil: ‘Als je in een opname zit, is dat een andere context dan als je schulden of contactproblemen hebt. Maar in de ggz gaat het ook over empowerment en emancipatie. In de ggz worden mensen vaak gereduceerd tot hun ziekte, maar in het sociaal domein tot hun schuldproblematiek, terwijl ze allebei verdrietig of angstig zijn. Mensen schamen zich of rouwen om hun verlies. Op die overkoepelende menselijke thema’s zie ik de verbinding. Die thema’s liggen vaak onder wat de buitenwereld ziet als jouw probleem.’

Herstel
Jeroen wordt als ‘kennelijke representant van de ggz’ door andere ervaringsdeskundigen verweten: “Jullie met je herstel. Daar kunnen we niks mee, want we zijn niet ziek en hoeven niet beter te worden!” Het gaat dus blijkbaar ook om taalgebruik. Jeroen: ‘Pel dat begrip “herstel” af: er overkomen je allerlei dingen, welke gevolgen heeft dat voor je en hoe vind je daar je weg in? Dan is herstel ook in het sociaal domein heel herkenbaar.’ Ook Gerard kent beide werelden: ‘In het sociaal domein gaat het meer om de mensen in de wijk, om burgers. Dat is een andere context dan bij een behandelinstelling ggz, die van patiënten. Dan ga je anders ondersteunen, anders kijken en andere dingen doen. Ook in de wijk probeer je mensen actief te krijgen, maar de ondersteuning is anders. In de ggz-context ontkom je er eigenlijk niet aan dat er een mate van zorgafhankelijkheid optreedt en dat is voor een deel nodig en inherent aan die context.’

Toegankelijker
Jorinde tenslotte: ‘Bij onze (welzijns)organisatie werken we samen met ervaringsdeskundigen, maar we hebben die zelf niet in dienst. Ik zie dat het voor onze sociaal werkers veel makkelijker is om bij een ervaringsdeskundigenorganisatie, zoals als Ixta Noa, binnen te lopen dan bij een ggz-organisatie. Je voelt je in het gebouw van Ixta Noa welkom. Het grote verschil is dus de toegankelijkheid midden in de wijk. De context, waarin zowel wij als Ixta Noa werken is anders: dichtbij mensen in de wijk en gericht op meedoen en maatschappelijk herstel in de samenleving.’ Jeroen vult aan: ‘Ervaringsdeskundigen in het sociaal domein en de verslavingswereld verwijten collega’s in de ggz te denken te bepalen waar ervaringsdeskundigheid over gaat. Maar dat is een historisch gegeven. Het is een van de eerste ervaringsdeskundige domeinen, die zich sterk ontwikkeld heeft. Nieuwe loten aan de ervaringsdeskundigenboom willen zich daar snel toe verhouden: “Maar zo zijn wij niet!” Dat vind ik een natuurlijk proces. Eerst moeten die nieuwe loten hun eigen identiteit scherp hebben voordat je je kunt gaan verbreden.’

Leer elkaar kennen!
In het algemeen werken de ggz en het sociaal domein te vaak langs elkaar heen en moeten beiden elkaars wereld beter leren kennen, vinden de experts. Jorinde: ‘Sinds een aantal maanden ben ik voorzitter van een regionale werkgroep Herstelgericht werken en meedoen, om de wachtlijsten in de ggz te verminderen. Daarin zitten mensen uit beide werelden en uit dezelfde regio bij elkaar. Vaak kennen ze elkaar niet, soms wel. Je merkt dat het al veel oplevert dat men leert hoe die twee werelden in elkaar zitten, dat men van elkaar weet wat hun aanbod is, en wat hun telefoonnummers zijn. Dat maakt samenwerken veel gemakkelijker en vanzelfsprekender. De burger, degene die de hulpverlening kan bieden en diegene die de begeleiding naar de samenleving kan doen, hebben elkaar nodig en staan niet los van elkaar. Dus ggz en sociaal domein, kijk bij een ggz-vraag ook gelijk naar wat iemand maatschappelijk nodig heeft. Heeft iemand schulden, is iemand eenzaam of heeft iemand een zingevingsvraag? Organiseer de hulp niet na elkaar, maar tegelijk.’

Van elkaar leren
Gerard noemt een voorbeeld waarbij de ggz van het ervaringsdeskundige domein kan leren: de kijk op kwaliteit. ‘Het gaat er helemaal niet over of je wel of niet de hbo-opleiding ervaringsdeskundigheid hebt gedaan, maar wel over of je competent bent. Als ik kijk naar de discussies in de ggz met zorgverzekeraars en andere partijen die zeggen dat je als ervaringsdeskundige alleen declarabel bent als je een hbo-opleiding gedaan hebt, dat is afkopen van kwaliteit door een briefje. Bij ons heeft kwaliteitsbeleid veel meer lagen dan alleen dat papiertje te vragen om zekerheid in te bouwen dat het goed is.’

Wat kan het Sociaal Domein leren van de ggz?
Gerard leerde binnen de ggz systematisch na te denken over wat een professional aan waarde toevoegt en hoe je dat uitlegt aan mensen die het veld niet zo goed snappen. Daarover hield Ixta Noa aanvankelijk bijna niets bij: ‘Niet hoeveel mensen we zagen, hoe vaak we open waren, alleen al dat soort dingen, maar ook niet hoe we mensen opleidden en hoe we dat checkten. Nu hebben we alles wat we moeten rapporteren in één Excel-sheet met een paar tabbladen zitten en daarmee lukt het ook. Een voorbeeld van hoe het sociaal domein leerde van de ggz, maar ook hoe verantwoording in overleg mogelijk simpel gehouden kan worden.’

Evidence-based versus experience-based
Steeds vaker spreken we over drie bronnen van kennis: de wetenschappelijke bron, de praktijkbron en de ervaringsbron als nieuwe loot. Jeroen: ‘Daardoor zie je dat de wetenschappelijke kant de neiging heeft om te zeggen: “Dan moet je je verhouden tot onze kennisbron.” Tien of elf jaar geleden heeft Hanneke van Gestel-Timmermans wetenschappelijk aangetoond – en ze bedoelde het goed – dat de cursus “Herstellen doe je Zelf”, een zelfhulpcursus die heel populair is in de ggz-context, ertoe leidde dat mensen significant langer uit de zorg en beter stabiel bleven. De helft van de ervaringswereld veerde op en juichte: “Hoi, hoi, zie je wel, het werkt. We worden erkend.”

De andere helft reageerde kritisch, want dat betekent eigenlijk dat het parcours van de wetenschap is. In het verleden kreeg ik vaak van bestuurders te horen: “Ja, Jeroen, leuk en aardig, maar zorg eerst maar eens dat je kennis evidence-based is.” Dan is het wetenschappelijk parcours ineens op jouw speelveld en moet ik bewijzen wat het oplevert, terwijl het experience-based is. Als mensen herstel ervaren of een inzicht krijgen, is dat heel waardevol. Dan wordt dat afgedaan als N=1. Maar ik geloof sterk in de aanpak dat je mensen bevraagt op wat ze ervaren, de narratieve benadering. Die laat zich heel moeilijk in tabellen persen, maar voor mij is het bewijs voldoende als het individu zich beter voelt, en zegt: “Dat was een mooie dag.” Dat wil ik aanreiken want voor je het weet gaan we ervaringsdeskundigheid dichttimmeren.’

Bron: movisie.nl

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *