Verschillende recente publicaties behandelen het onderwerp ‘verwarde personen’. Frank van Hoof, senior onderzoeker bij het Trimbos-instituut, betoogt dat deze term niet correct is, en dat we er beter mee kunnen stoppen.
Begin juli verscheen de tweede tussenrapportage van het Aanjaagteam verwarde personen. Een week later publiceerde het Trimbos-instituut een rapport (Pdf) dat laat zien dat achter de signalen over ‘verwarde personen’ een ‘heel diffuse werkelijkheid’ schuil gaat. In de tussentijd stuurde minister Schippers (VWS) een brief naar de Tweede kamer waarin zij aankondigt een observatiemaatregel voor verwarde personen te willen instellen.
De publicaties overziend dringt zich de gedachte op dat we misschien beter kunnen stoppen met die term ‘verwarde personen’. Vooral omdat we in alle commotie vergeten lijken te zijn dat ‘verwardheid’ geen eigenschap is van mensen maar een oordeel over iemands gedragingen en gedachten. En die vergeetachtigheid heeft vervelende consequenties.
Verwardheid is geen eigenschap maar een oordeel
Wanneer we iemand ‘verward’ noemen, geven we daarmee aan dat we geen logica kunnen ontdekken in iemands gedragingen, woorden of gedachten. De samenhang ontgaat ons, we kunnen een en ander niet plaatsen in de context, of we kunnen de beweegredenen niet volgen. Dat wil niet zeggen dat die logica, samenhang en beweegredenen er niet zijn. Allerlei motieven, gevoelens, ideeën, waarnemingen, gebeurtenissen, emoties die we misschien niet kennen, kunnen maken dat iemand doet wat hij doet of zegt wat hij zegt. Voor de betrokkene zelf kan die logica dan ook kraakhelder zijn, ook als wij vinden dat iemand een verwarde indruk maakt. Zelfs wanneer iemand psychotisch is, en we de betrokkene niet meer kunnen volgen, blijkt in de context van diens levensgeschiedenis vaak wel degelijk sprake te zijn van een onderliggende logica en een betekenisvolle samenhang in wat iemand zegt, doet, ziet en hoort. En wanneer sprake is van ontreddering, paniek en boosheid, is dat vaak juist vanwege het feit dat de betrokkene vaststelt dat hij niet begrepen wordt; ofwel vanwege ons oordeel over diens toestand: ‘verward’.
Iemand ‘verward’ noemen is niet alleen een oordeel maar ook een besluit. Als we iemand verward noemen geven we daarmee aan dat we voor het moment even geen moeite meer nemen iemand te proberen te begrijpen. In heel veel situaties is dat ook heel legitiem. Een politieagent heeft niet de taak om iemand te begrijpen; hij of zij moet de openbare orde bewaken of, als deze verstoord is, zo snel mogelijk herstellen. Logisch ook dat de politie veel in situaties komt waarin zij tot het oordeel komen met een ‘verwarde persoon’ te maken te hebben. Waaróm iemand iets doet is geen zaak van de politie.
Subjectieve verwardheid wordt geobjectiveerde verwardheid
Ook vóór de instelling van het aanjaagteam en vóór de meldingen over de verwarde personen in de politieregistraties, typeerden we mensen als ‘verward’, ‘de kluts kwijt’, ‘van het pad af’, ‘doorgedraaid’, ‘knettergek’, en wat dies meer zij. Maar dan ging het altijd om concrete gedragingen of uitingen van concrete personen in concrete situaties. Om met het Aanjaagteam te spreken: ‘verward’ was een term van de dagelijkse leefwereld. Een interactieve en relatieve term ook. Ook als we iemand verward of gek noemden, wisten we wel dat er ergens een reden, een motief, een gebeurtenis, een emotie zou zijn waarom iemand deed zoals hij deed. Alleen voelden we ons niet altijd geroepen om die te achterhalen.
En toen ging er iets mis. Begin 2015 komt het begrip ‘verwardheid’ in een geheel nieuwe context terecht. En in die nieuwe context van beleid, politiek en media verandert ‘verwardheid’ van een subjectief oordeel over een concrete persoon en een concrete situatie in een objectiveerbaar kenmerk van een anonieme groep. Het wordt een aanduiding van een gemeenschappelijke eigenschap van een specifieke populatie: de ‘verwarde personen’.
Sommigen stellen die groep voor het gemak meteen gelijk aan psychiatrische patiënten. Maar dat maakt voor die betekenisverandering op zich niks uit. De essentie is dat we vanaf nu a. het gedrag van een hele groep mensen toeschrijven aan het oordeel dat we over die mensen vellen (‘verward’), b. dat oordeel presenteren als een eigenschap van die groep mensen zelf en c. de kern van die vermeende eigenschap is dat betrokkenen onbegrijpelijk, onlogisch, irrationeel ofwel anders zijn dan wij ‘niet-verwarden’. Waarmee we onszelf in één beweging door hebben ontslagen van de opdracht om te proberen betrokkenen te begrijpen. En al zouden we het willen: juist omdat het om een anonieme groep gaat en we de mensen, hun context etc. niet meer kennen, kúnnen we ze ook niet meer begrijpen. Hun ‘verwarde gedrag’ is het enige dat we van ze weten.
Mensenrechten
En dan escaleert het snel: met de invoering van deze nieuwe, geanonimiseerde en geobjectiveerde ‘verwardheid’ is onmiddellijk ook de weg vrijgemaakt om nog een heleboel andere dingen aan die vermeende eigenschap c.q. aan die groep mensen met die eigenschap toe te schrijven. En dat is dan ook precies wat gebeurt. De NS wijt de agressie in de trein aan een toename van ‘verwarde personen’ in het openbaar vervoer. De woningcorporaties rapporteren een groeiende overlast door ‘verwarde huurders’. De kranten staan vol over ‘verwarde mensen’ die verschrikkelijke dingen doen. De politie kan zijn eigenlijke werk steeds minder goed doen als gevolg van de ‘verwarde personen’. En al die geluiden gaan gepaard met een roep om ingrijpen.
Inmiddels heeft de minister aan die roep gehoor gegeven door het voorstel om ‘verwarde personen’ op te kunnen pakken.
Zover kan het dus komen als we onszelf collectief ontslaan van de opdracht om anderen te proberen te begrijpen. En daarom moeten we stoppen met de term ‘verwarde personen’.
Frank van Hoof
Senior onderzoeker Trimbos-instituut
Bron: trimbos.nl