Bij een paniekstoornis heeft iemand meerdere paniekaanvallen in een periode van ongeveer drie weken. Zonder dat er sprake is van opvallende lichamelijke inspanning of zelfs levensgevaar heeft de persoon grote angst. Het gebeurt gewoon. Tijdens de paniekaanval heeft iemand ook last van hartkloppingen, zweten, opvliegers, koude rillingen, trillen of duizeligheid.
Met en zonder agorafobie
De helft van de mensen met een paniekstoornis heeft ook last van agorafobie. In dat geval gaat iemand bepaalde situaties of plaatsen uit de weg, omdat hij bang is voor een nieuwe paniekaanval. Iemand vermijdt bijvoorbeeld grote groepen mensen of gaat niet naar plaatsen waar hij niet snel weg kan komen: in de trein, de bus of het vliegtuig. Ook bruggen, tunnels of plaatsen ver van huis kunnen een paniekaanval uitlokken.
Agorafobie werd vroeger ook wel pleinvrees, straatvrees, ruimtevrees of engtevrees genoemd.
Bron: emergis.nlĀ