Depressies en angststoornissen komen veel voor en kunnen zeer ingrijpend zijn voor zowel de persoon zelf als zijn omgeving. In dit proefschrift onderzoekt Havinga onder meer in hoeverre kinderen van depressieve of angstige ouders kans hebben om zelf ook deze psychische aandoeningen te ontwikkelen. Dit deed ze aan de hand van de ARIADNE studie. Deze studie heeft jongeren langere tijd gevolgd die een ouder hebben die behandeld is binnen de geestelijke gezondheidszorg voor een depressie of angststoornis.
Uit het onderzoek van Havinga blijkt dat deze kinderen een aanzienlijke kans hebben om zelf ook soortgelijke problemen te krijgen. Op 20-jarige leeftijd bleek naar schatting 38 procent van deze groep kinderen al problemen te hebben, en op 35-jarige leeftijd was dit opgelopen naar 65 procent. Vaak ontstaan de problemen tijdens de adolescentie of jongvolwassenheid, en uit eerder onderzoek weten we dat dit grote impact kan hebben op de rest van het leven. De meeste kinderen zochten uiteindelijk wel hulp, maar een deel van hen wachtte daar lang mee.
Havinga onderzocht ook of gerichte preventie aan de gezinnen en/of kinderen dit effect kon verminderen. De overdracht van de stoornissen van ouder op kind bleek niet geheel te voorkomen, maar het lijkt niet onmogelijk de kans hierop te verkleinen door tijdig ingrijpen. Met de resultaten van haar proefschrift hoopt Havinga aanknopingspunten te geven om de cirkel in de toekomst te doorbreken.
Bron : umcg.nl