De opvang van psychiatrisch patiënten in het ziekenhuis moet beter’ kopte Nursing eerder deze week. Waarom algemeen verpleegkundigen het lastig vinden met deze patiënten om te gaan, blijkt uit het verhaal van Beate Looman, verpleegkundige en trainer van de Stichting Goed met Gek.
1. Volgens minister Schippers is een betere opvang nodig voor patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen die ook een somatische aandoening hebben. Heb jij het idee dat de samenwerking tussen ggz en algemene ziekenhuizen goed gaat?
‘Dat kan inderdaad wel beter. Bij opname begint vaak meteen al het dilemma: waar hoort deze patiënt thuis? Een PAAZ kan uitkomst bieden, maar ook daar zijn beperkingen. Wanneer een patiënt vanuit een psychiatrisch toestandsbeeld agressief of anderszins onverwacht kan reageren, is de PAAZ daar vaak niet voldoende op toegerust. Ideaal zou zijn als men van elkaars expertise gebruik maakt. Het gaat tenslotte om de best mogelijke zorg voor de patiënt. Gaat hierin iets mis, dan is de patiënt de dupe.’
2. Hoe reageren verpleegkundigen op een algemene afdeling op het verplegen van een psychiatrisch patiënt?
‘Tijdens onze trainingen horen we vaak terug van algemene verpleegkundigen dat ze ‘psychiatrisch patiënten’ vreemd, oninvoelbaar en zelfs eng vinden. Vooral patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis zijn berucht. Die angst is vaak gebaseerd op onwetendheid. Als we namelijk verder vragen, blijkt dat de verpleegkundigen ze best willen helpen, maar dat er onvoldoende kennis over en ervaring met psychiatrische ziektebeelden is. We zijn er van overtuigd dat de begeleiding van patiënten met – naast een somatisch – een psychiatrisch probleem veel beter zou gaan, als de hulpverlener er meer vanaf zou weten. Want hoe sneller je psychiatrische problematiek herkent, hoe sneller je de juiste hulp kunt inzetten.’
3. Kun je een voorbeeld noemen?
‘Ik ken een verhaal van een algemeen verpleegkundige die zo graag wilde dat een patiënte met anorexia nervosa weer beter werd, dat ze haar pushte haar eten op te eten. Met een averechts effect. Algemeen verpleegkundigen kijken vooral naar de somatiek, de geest komt op de tweede plaats. Maar een ziekte als anorexia nervosa heeft niets met het lichaam te maken, maar met een onderliggend probleem. Zo’n patiënte pushen met eten, helpt niets. Als de verpleegkundige wat meer informatie zou hebben over het ziektebeeld, zou dat de zorg in z’n geheel verbeteren én het ook gemakkelijker maken voor haarzelf. Want hoe goed je zo’n patiënte ook begeleidt: haar meer laten eten tijdens zo’n korte ziekenhuisopname gaat toch niet lukken, en haar genezen al helemaal niet. Dat inzicht helpt je het probleem meer los te laten.’
4. Zijn er algemene interventies te noemen voor de omgang met een psychiatrisch patiënt?
‘Over het algemeen geldt voor eigenlijk iedere patiënt: het maakt niet uit wat iemand heeft, van psychose tot delier, het hangt helemaal van jou af hoe iemand op je reageert. Bij psychiatrisch patiënten komen prikkels vaak versterkt binnen, ze reageren bijvoorbeeld sneller of heviger op prikkels die jij uitzendt. Als verpleegkundige ben je vaak druk, gestrest. Als jij met een gehaaste houding aan het bed verschijnt, krijgt een patiënt al heel veel prikkels. Hiermee werk je angst – of zelfs agressie – in de hand. Een rustige basishouding is dus heel belangrijk. Wees vriendelijk, rustig en duidelijk, let erop dat je ademhaling ‘laag’ blijft, adem met je buik en niet met je borst. Gebruik geen ellenlange zinnen, moeilijke woorden en ga niet in discussie over mogelijke vreemde uitspraken die de patiënt doet.’
5. Waarom is het zo belangrijk dat je als verpleegkundige weet hoe je met een dergelijke patiënt omgaat?
‘Psyche en lichaam hebben een sterk effect op elkaar: wanneer iemand zich niet prettig voelt, zal hij ook lichamelijk minder snel herstellen. En andersom. Bovendien is er nog het effect van decompensatie, wat wil zeggen dat bij mensen met een psychische kwetsbaarheid een ziekenhuisopname grote gevolgen kan hebben. De patiënt wordt opeens op een zaal geplaatst, er wordt aan hem geplukt en hij is volledig uit zijn ritme. Bij de meeste psychische aandoeningen is het belangrijk voldoende rust en regelmaat in te bouwen, om decompensatie te voorkomen. Stress en onbegrip leiden alleen maar tot verdere verstoring.’